No conviene, a mi parecer, traducir sino de los idiomas que habitaron nuestras vidas. Quiero decir que no basta con saberlos. Lo esencial es haber sido o ser en ellos. Las lenguas en las que hemos sucedido, aquellas en las que el tiempo se nos brindó con sus goces y sus penas, y en las que expresarnos fue para nosotros vitalmente decisivo, son las que, cuando hay vocación literaria, mejor dotados nos encuentran para encarar su traducción. Yo ocurrí en portugués, si así se me acepta que lo diga, y ello durante años para mí fundamentales. Dejé, en esa medida, de frecuentarlo y sentirlo como un idioma extranjero. Quien sabe abrirse a los secretos de la lengua que traduce, capta y comulga tanto con el sentido de lo dicho como con la cadencia del enunciado escrito, y es esa respiración hábilmente preservada la que vuelve inconfundible una versión exitosa [3]. Se deja en cambio de escucharla al optar por el camino de la literalidad, vía que se revela muerta cuando lo que se busca es acceso a los acentos personales de la voz de quien escribe. El mejor acatamiento al texto traducido demanda imaginación, aptitud para el desvío o las sendas laterales, así como saber valerse de las analogías y lo latente, siempre que con ello no se afecte el propósito ni el tono del autor. Y ello, estoy seguro, en igual medida para la prosa y el verso, puesto que la prosa, cuando de veras lo es, no va a la zaga de la poesía ni en logros ni en exigencias. Es obvio que la alegría de traducir proviene, en amplia medida, de saberse sirviendo a la difusión de quien a juicio nuestro lo merece, alentando así su reconocimiento. ¿Pero cómo no pensar además que, al proceder de este modo, se deja atrás la maldición de Babel, el mandato que forzó la dispersión de quienes debieron haberse buscado, no para volver a homologarse, sino para empeñarse en dialogar a partir de su diferencia? | Naar mijn mening is het niet gepast om te vertalen, maar om te vertalen vanuit de talen die in ons leven leefden. Ik bedoel dat het niet genoeg is om ze te kennen. Het belangrijkste is erin te zijn geweest of erin te zijn geweest. De talen waarin we geleefd hebben, de talen waarin de tijd ons vreugde en verdriet heeft gebracht en waarin het voor ons van vitaal belang was om ons uit te drukken, zijn de talen waarin we, als er een literaire roeping is, het best toegerust zijn om ze te vertalen. Ik deed het in het Portugees, als ik zo vrij mag zijn, en ik deed het gedurende jaren die voor mij van fundamenteel belang waren. Ik stopte in die mate om het vaak te horen en te voelen als een vreemde taal. Wie zich weet open te stellen voor de geheimen van de taal die hij vertaalt, begrijpt en vereenzelvigt zich met zowel de betekenis van wat er gezegd wordt als de cadans van de geschreven uitspraak, en het is deze kunstig bewaarde adem die een geslaagde versie onmiskenbaar maakt [3]. Aan de andere kant luisteren we er niet naar als we kiezen voor de weg van het literalisme, een weg die dood blijkt te zijn als we toegang zoeken tot de persoonlijke accenten van de stem van de schrijver. De beste naleving van de vertaalde tekst vereist verbeeldingskracht, een aanleg voor omwegen of zijpaden, evenals weten hoe je gebruik kunt maken van analogieën en het latente, zolang dit geen afbreuk doet aan het doel of de toon van de auteur. En dit geldt, daar ben ik zeker van, in gelijke mate voor proza en vers, aangezien proza, als het echt proza is, niet achterblijft bij poëzie, noch in prestatie, noch in eisen. Het is duidelijk dat de vreugde van het vertalen voor een groot deel voortkomt uit de wetenschap dat we de verspreiding dienen van diegenen die het naar onze mening verdienen, waardoor hun erkenning wordt gestimuleerd. Maar hoe kunnen we niet ook denken dat we, door op deze manier te werk te gaan, de vloek van Babel achter ons laten, het mandaat dat de verspreiding afdwong van diegenen die elkaar hadden moeten opzoeken, niet om te homologeren, maar om een dialoog aan te gaan op basis van hun verschil? |